Als je het werkwoord "weten" wilt vertalen naar het Spaans, zijn er twee werkwoorden waar je uit kan kiezen: saber en conocer. Terwijl beide werkwoorden "weten" betekenen, hebben ze verschillede betekenissen en toepassingen en zijn daarom dus niet uitwisselbaar. Weten welk werkwoord te gebruiken hangt af van de context en van wat je wilt zeggen.
Hieronder vind je de gebruiken, regels en voorbeelden voor beide saber en conocer.
Saber
Wij gebruiken het werkwoord "saber" om "weten" uit te drukken in de volgende situaties:
- om kennis, of het ontbreken daarvan, van informatie over iets uit te drukken
- No sé donde está. (Ik weet niet waar het is.)
- Sabe la verdad. (Hij weet de waarheid.)
- ¿Sabes cuántas estrellas hay en el cielo? (Weet jij hoeveel sterren er aan de hemel staan?)
- Sé que no quieres ir. (Ik weet dat je niet wilt gaan.)
- om kennis, of het ontbreken daarvan, over hoe iets te doen of een vaardigheid uit te voeren (saber + infinitief)
- Sabe encontrar buenos precios. (Hij weet hoe je goede prijzen kunt vinden.)
- No sabe conducir bien. (Hij weet niet hoe je goed moet rijden.)
- Sé cocinar como un chef. (Ik weet hoe je moet koken als een chef-kok.)
- No sabemos llegar a tu casa. (We weten niet hoe we bij jou huis moeten komen.)
- om uit te drukken dat men iets grondig weet, of juist niet weet
- Sabe todas las reglas de ser y estar. (Hij weet alle regels voor ser en estar.)
- Sé todo el alfabeto en español. (Ik ken het hele aflabet in Spaans.)
Conocer
Wij gebruiken het werkwoord "conocer" om "weten" uit te drukken in de volgende situaties:
- om bekendheid met een persoon, plek of object uit te drukken
- Conozco muy bien este barrio. (Ik ken deze buurt heel erg goed.)
- ¿Conoces a mi hermana? (Ken jij mijn zus?)
- Nos conocemos desde siempre. (Wij kenden elkaar altijd al.)
- Conoce la filosofía alemana. (Hij is bekend met de Duitse filosofie.)