Spaanse gebiedende wijs, ook wel bekend als imperatieven, zijn werkwoordsvormen die gebruikt worden om iemand een verzoek, bevel of advies te geven. Gezien hun aard, worden Spaanse imperatieven bijna altijd in de tweede persoon gebruikt (tú, vosotros).
Bij de vorming van een imperatief heeft het werkwoord verschillende vervoegingen afhankelijk van 3 factoren:
- informeel of formeel
- bevestigend (iets doen) of negatief (niet iets doen)
- enkelvoud (het bevel aan 1 persoon geven) of meervoud (meer dan 1 persoon)
Informeel Spaanse Imperatief - Bevestigend & Negatief
De imperatief worden bijna altijd in de informele - of bekende - vorm gebruikt wanneer er verwezen wordt naar vrienden, familie, kinderen, collega´s, etc.
Bevestigende tús imperatief
De bevestigende "tú" (jij) imperatief is vrij gemakkelijk te leren, omdat het bijna altijd gelijk is aan de derde persoon enkelvoud van de Spaanse tegenwoordige tijd. In principe laat je gewoon de "-r" van het infinitief weg en voila! Een imperatief is geboren. De enige uitzondering is bij werkwoorden die op "-ir" eindigen, waarbij de uitgang veranderd van een i naar een e. Bijvoorbeeld:
werkwoord uitgang | infinitief | imperatief | voorbeeld |
-ar | hablar (praten) | habla | Habla conmigo. (Praat met mij.) |
-er | leer (lezen) | lee | Lee el libro. (Lees het boek.) |
-ir | cubrir (bedekken) | cubre | Cubre la olla. (Bedek de pot.) |
Dit is het geval voor de meeste "regelmatige" werkwoorden, dus de werkwoorden die over het algemeen de regels volgen. Er zijn echter enkele Spaanse werkwoorden die speciale vormen hebben wanneer ze gebruikt worden in de bevestigende tú imperatief. Hier zijn een paar veel voorkomende:
werkwoord | tú imperatief (bevestigend) | voorbeeld |
decir (zeggen) | di | Dime cuántos años tienes. (Vertel me hoe oud je bent.) |
hacer (doen, maken) | haz | Haz la cama. (Maak het bed op) |
ir (gaan) | ve | Vete. (Ga weg) |
poner (zetten, leggen) | pon | Ponlo en mi habitación. (Leg het in me kamer) |
salir (uitgaan, vertrekken) | sal | Sal de aquí. (Maak dat je weg komt) |
ser (zijn) | sé | Sé un buen chico. (Wees een goede jongen.) |
tener (hebben) | ten | Ten cuidado. (Wees voorzichtig) |
venir (komen) | ven | Ven a mi casa. (Kom naar mijn huis) |
Negatief tú imperatief
Om een negatieve imperatief (doe dat niet, niet rennen, etc.) te vormen, wordt de tú vorm van de tegenwoordige tijd conjunctief gebruikt.
Hier zijn enkele voorbeelden van de informele negatieve imperatief, met behulp van dezelfde werkwoorden (hablar, leer and cubrir) die we eerder gebruikten..
werkwoord uitgang | infinitief | tú imperatief (negatief) | voorbeeld |
-ar | hablar (praten) | no hables | No hables conmigo. (Praat niet met mij.) |
-er | leer (lezen) | no leas | No leas el libro. (Lees het boek niet.) |
-ir | cubrir (Bedekken) | no cubras | No cubras la olla. (Bedek de pot niet.) |
Formele Spaanse Imperatief - Bevestigend en Negatief
De formele imperatief, die gebruikt wordt om beleefdheid of respect te uiten aan de persoon waarnaar je verwijst, wordt gevormd door het gebruik van de derde persoon (usted) van de tegenwoordige tijd conjunctief. Dit geldt voor bevestigende en negatieve formele imperatieven.
*** Leer hoe je werkwoorden kunt vervoegen in de conjunctief: Spaanse conjunctief
Bijvoorbeeld:
werkwoord uitgang | infinitief | formele imperatief (bevestigend) | formele imperatief (negatief) |
-ar | hablar (praten) | Hable. (Praat.) | No hable. (Praat niet.) |
-er | leer (lezen) | Lea. (Lees.) | No lea. (Lees niet.) |
-ir | cubrir (Bedekken) | Cubra. (Bedek.) | No cubra. (Bedek niet.) |