Het vormen van de Spaanse Conjunctief in de Onvoltooid Verleden Tijd
Hieronder kun je de basisregels vinden om de conjunctief in de onvoltooid tegenwoordige tijd te vormen. Zoals elke grammaticale "regel", zijn er uitzonderingen en onregelmatigheden, maar hierop zullen we later terugkomen. In de tussentijd krijg vast een greep op de algemene regels:
- Vervoeg het werkwoord in de derde persoon meervoud in de verleden tijd.
- escuchar --> escucharon
- comer --> comieron
- escribir --> escribieron
- Laat de -ron uitgangen weg
- escucho --> escucha_
- como --> comie_
- escribo --> escribie_
- Voeg de uitgangen toe van de conjunctief in de onvoltooid verleden tijd. Zoals je kunt zien, zijn er twee sets van de conjunctief onvoltooid verleden tijd uitgangen. Ze zijn volledig uitwisselbaar, en even goed.
of yo -ra -se tú -ras -ses él, ella -ra -se nosotros/as -ramos -semos vosotros/as -ráis -séis ellos, ellas -ran -sen
Voorbeelden:
3e persoon meervoud, verleden tijd | laat de -ron uitgang weg | voeg de uitgang toe (optie 1) | voeg de uitgang toe (optie 2) | |
hablar | hablaron | habla- | hablara hablaras hablara habláramos hablaráis hablaran | hablase hablases hablase hablásemos hablaséis hablasen |
comer | comieron | comie- | comiera comieras comiera comiéramos comieráis comieran | comiese comieses comiese comiésemos comieséis comiesen |
escribir | escribieron | escribie- | escribiera escribieras escribiera escribiéramos escribieráis escribieran | escribiese escribieses escribiese escribiésemos escribieséis escribiesen |
Het gebruiken van de Spaanse Conjunctief in Onvoltooid Verleden Tijd
De conjunctief in de onvoltooid verleden tijd volgt dezelfde regels als de onvoltooid tegenwoordige tijd conjunctief in termen van wanneer de conjunctief nodig is. Het belangrijkste verschil is de timing, omdat de conjunctief in de onvoltooid verleden tijd wordt gebruikt wanneer het hoofdwerkwoord in de verleden of onvoltooid verleden tijd is.
1. Als het werkwoord in de hoofdzin wensen, emoties, aanbevelingen, mogelijke niet-realiteiten, twijfels etc. uit en het staat in de verleden, onvoltooid verleden of voorwaardelijke tijd dan wordt het conjunctief werkwoord in de hoofdzin het conjunctief in onvoltooid verleden tijd.
Constructie:
- verleden/onvoltooid verleden/condicional + onvoltooid verleden tijd conjunctief
- Dudaba que viniera.
(Ik twijfelde of hij zou komen) - Le dije que lavara los platos.
(Ik vertelde hem de afwas te doen) - Los niños querían que su padre les comprase un perro.
(De kinderen wilden dat hun vader een hond voor ze kocht) - Me alegraba de que te casases.
(Ik was blij dat je ging trouwen.)
2. Wanneer de hoofdzin huidige emoties, twijfels etc. uitdrukt over iets dat in het verleden gebeurde, zal het werkwoord in de bijzin het onvoltooid verleden tijd conjunctief zijn.
Constructie:
- toekomstige tijd + onvoltooid verleden tijd conjunctief
- Nos sorprende que viajara a Alaska.
(Het is verrassend dat hij naar Alaska reisde.) - Es raro que rompiese con su novia.
(Het is raar dat hij het uitmaakte met zijn vriendin.)
3. Wanneer we willen aangeven of hopen op onwaarschijnlijke gebeurtenissen met behulp van de uitdrukking "Ojalá" of "Ojalá que" (betekent ruweg "Ik hoop...Ik zou willen dat"), het werkwoord dat zal volgen is de onvoltooid verleden tijd conjunctief.
Constructie:
- Ojalá (que) + imperfect subjunctive + rest of sentence
- Ojalá que hiciera calor en invierno.
(Ik zou willen dat het warm was in de winter.) - Ojalá pudiese volar.
(Ik zou willen dat ik kon vliegen.) - Ojalá Sara estudiara más.
(Ik zou willen dat Sara meer studeerde.)
4. "Als" Zinnen. We gebruiken de conjunctief in onvoltooid verleden tijd om een voorwaardelijke wijs zin in het verleden te vormen wanneer het woord "si" (of) volgt en gecombineerd is met de voorwaardelijke wijs tijd. In het Nederlands zou de constructie vertaald worden naar iets in de trant van "Als dit, dan dat".
Constructie:
- si + onvoltooid verleden tijd conjunctief + voorwaardelijke wijs + rest van de zin
- voorwaardelijke wijs + rest van de zin + si + onvoltooid verleden tijd conjunctief
- Si tuviera más dinero, me compraría un coche.
(Als ik meer geld had, dan zou ik voor mezelf een auto kopen.) - María tendría un gato si su marido no tuviese alergia.
(María zou een kat hebben als haar man niet allergisch zou zijn.) - Si Sara estudiara más, sacaría mejores notas.
(Als Sara meer zou studeren, zou ze betere cijfers halen.)