In het Spaans, alles wat je nodig hebt is het onderwerp en het werkwoord. Het onderwerp is de persoon of object dat de actie van het werkwoord uitvoerd, wat over het algemeen een actie woord is dat vervoegd is in de juiste vorm om overeen te komen met het onderwerp.
Zoals in het Nederlands, een veel voorkomende woordvolgorde in het Spaans is Onderwerp + werkwoord + (rest van de zin), zoals in onderstaande voorbeelden:
- Structuur: Onderwerp + werkwoord + rest van de zin
- Nederlands: Pedro + werkt + in de bibliotheek.
- Spaans: Pedro + trabaja + en la biblioteca.
Echter, Spaans is veel flexibeler in woordvolgorde dan het Nederlands, dezelfde zin kan in tal van manieren gezegt worden, ook al klinkt de vertaling in het Nederlands heel onlogisch. Laten we verder gaan met het voorbeeld over de geliefde baan van Pedro in de bibliotheek.
Pedrotrabajaen una biblioteca. | onderwerp+ werkwoord + rest van de zin |
Trabaja Pedroen una bibliotecaa. | werkwoord + onderwerp + rest van de zin |
En una biblioteca trabajaPedro. | rest van de zin + werkwoord + onderwerp |
Trabaja en una biblioteca Pedro. | werkwoord + rest van de zin + onderwerp |
In het Nederlands zeggen "Werkt in een bibliotheek Pedro " of "In een bibliotheek werkt Pedro" klinkt een beetje raar. Echter, in het Spaans is het grammaticaal volkomen correct! Deze flexibiliteit wordt vaak door Nederlanders als moeilijk beschouwd - vooral als de bijvoeglijke naamwoorden, bijwoorden en andere grammaticale goodies erbij komen - dit terwijl het je in werkelijkheid eigenlijk meer creatieve vrijheid geeft!